Kinderen
Als de kanker niet meer te genezen is, verandert het behandelplan naar zorg die gericht is op het verlengen van het leven en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Hierbij kunnen medische behandelingen zoals radiotherapie voor pijnbestrijding of chemotherapie om het ziekteproces te vertragen, worden aangeboden.
De meeste kinderen die komen te overlijden, overlijden thuis. De psychosociale zorg kan ouders ondersteunen bij het leven van dag tot dag, bij de omgang met het zieke kind en bij de begeleiding van eventuele broers en zussen. Voor veel ouders is het moeilijk om met hun kind te praten over de dood en de angsten die daarbij komen kijken. Ondersteuning van het Kinder Comfort Team, (palliatieve) thuiszorg of een rouw- en verliesconsulent kan ouders hierbij helpen. Hoe kinderen over de dood nadenken en in hoeverre ze dit begrijpen, hangt af van hun leeftijd en ontwikkelingsfase.
Als de school van het kind geïnformeerd wordt over het naderende overlijden, is het belangrijk dat leerkrachten, klasgenoten en het schoolbestuur de juiste begeleiding krijgen. Voor het kind kan afleiding door deelname aan activiteiten op school een welkome onderbreking zijn van het ziek-zijn. Dit vraagt flexibiliteit van zowel ouders als leerkrachten, zodat het kind zoveel mogelijk kan meedoen.
Ook broertjes en zusjes (brussen) die op dezelfde school zitten, hebben goede begeleiding nodig. Hun emoties en schoolprestaties kunnen onder druk staan door de situatie van hun zieke broer of zus. Iedere brus reageert anders op de palliatieve fase, en het is belangrijk dat ouders aandacht besteden aan hun welzijn als ze hiermee worstelen. Aandacht voor hun emoties helpt hen beter aan te passen op de lange termijn. Voor brussen kan school ook een welkome afleiding zijn, waardoor ze even niet bezig hoeven te zijn met de ziekte van hun broer of zus.
De meeste kinderen die komen te overlijden, overlijden thuis. De psychosociale zorg kan ouders ondersteunen bij het leven van dag tot dag, bij de omgang met het zieke kind en bij de begeleiding van eventuele broers en zussen. Voor veel ouders is het moeilijk om met hun kind te praten over de dood en de angsten die daarbij komen kijken. Ondersteuning van het Kinder Comfort Team, (palliatieve) thuiszorg of een rouw- en verliesconsulent kan ouders hierbij helpen. Hoe kinderen over de dood nadenken en in hoeverre ze dit begrijpen, hangt af van hun leeftijd en ontwikkelingsfase.
Als de school van het kind geïnformeerd wordt over het naderende overlijden, is het belangrijk dat leerkrachten, klasgenoten en het schoolbestuur de juiste begeleiding krijgen. Voor het kind kan afleiding door deelname aan activiteiten op school een welkome onderbreking zijn van het ziek-zijn. Dit vraagt flexibiliteit van zowel ouders als leerkrachten, zodat het kind zoveel mogelijk kan meedoen.
Ook broertjes en zusjes (brussen) die op dezelfde school zitten, hebben goede begeleiding nodig. Hun emoties en schoolprestaties kunnen onder druk staan door de situatie van hun zieke broer of zus. Iedere brus reageert anders op de palliatieve fase, en het is belangrijk dat ouders aandacht besteden aan hun welzijn als ze hiermee worstelen. Aandacht voor hun emoties helpt hen beter aan te passen op de lange termijn. Voor brussen kan school ook een welkome afleiding zijn, waardoor ze even niet bezig hoeven te zijn met de ziekte van hun broer of zus.
Ouders
Voor ouders is het vaak een lastige vraag of ze hun kind moeten vertellen dat het binnenkort zal overlijden. Hier is geen eenduidig antwoord op, omdat dit afhankelijk is van de leeftijd van het kind, het ziektebesef en de voorkeuren van de ouders. De meeste ouders kiezen ervoor om hun kind te vertellen dat het niet meer beter wordt of te spreken in metaforen te spreken en het kind de ruimte te geven om vragen te stellen. Veel kinderen lijken op te knappen na het stoppen van de behandeling en willen weer naar school of leuke dingen doen. Dit kan voor ouders verwarrend zijn, omdat ze weten dat hun kind zal overlijden, terwijl het kind zelf het leven wil voortzetten alsof er niets aan de hand is.
Sommige ouders zoeken naar complementaire of alternatieve behandelingen. Deze behandelingen kunnen ouders het gevoel geven dat ze toch iets kunnen bijdrage aan de kwaliteit van leven van hun kind. Anticipatoire rouwreacties zoals verdriet, depressie en boosheid komen vaak voor. Het is belangrijk om deze gevoelens bij ouders te erkennen en te normaliseren.
Na het overlijden van een kind vinden veel mensen uiteindelijk een nieuw evenwicht, maar dit proces kost veel tijd. Als een ouder hierin vastloopt, kun je als psycholoog een waardevolle bijdrage leveren in deze enorm lastige levensopgave. Bijvoorbeeld door gezinnen te begeleiden bij de keuzes over de laatste levensfase en hen te ondersteunen in het omgaan met bijna onverdraaglijke gevoelens en het helpen vormgeven van hun wensen in loslaten en afscheid nemen. Na het overlijden kunnen ouders, als ze hier behoefte aan hebben, steun zoeken bij een psycholoog of rouwtherapeut. Ook lotgenotencontact kan een waardevolle bron van steun zijn.
Sommige ouders zoeken naar complementaire of alternatieve behandelingen. Deze behandelingen kunnen ouders het gevoel geven dat ze toch iets kunnen bijdrage aan de kwaliteit van leven van hun kind. Anticipatoire rouwreacties zoals verdriet, depressie en boosheid komen vaak voor. Het is belangrijk om deze gevoelens bij ouders te erkennen en te normaliseren.
Na het overlijden van een kind vinden veel mensen uiteindelijk een nieuw evenwicht, maar dit proces kost veel tijd. Als een ouder hierin vastloopt, kun je als psycholoog een waardevolle bijdrage leveren in deze enorm lastige levensopgave. Bijvoorbeeld door gezinnen te begeleiden bij de keuzes over de laatste levensfase en hen te ondersteunen in het omgaan met bijna onverdraaglijke gevoelens en het helpen vormgeven van hun wensen in loslaten en afscheid nemen. Na het overlijden kunnen ouders, als ze hier behoefte aan hebben, steun zoeken bij een psycholoog of rouwtherapeut. Ook lotgenotencontact kan een waardevolle bron van steun zijn.
Literatuur
- Van Broeck, N. (1993). Behandeling van zieke kinderen. Houten:Bohn Stafleu van Loghum.
- Grootenhuis, M.A., Aarsen, F., & Van den Bergh, E. (2001). Pscyhologische behandeling bij kinderen met kanker. In S. Duijts, R. Sanderman, M. Schroevers, & T. Vos (Eds.), Psychologische patiëntenzorg in de oncologie (pp. 323-334). Uitgeverij Van Gorcum.
- Houtzager, B. A., Grootenhuis, M. A., Hoekstra-Weebers, J. E.H.C., & Last, B. F. (2003). Kwaliteit van Leven en coping bij broers en zussen van kinderen met kanker. Tijdschrift voor kindergeneeskunde, 71(3), 188-198. https://doi.org/10.1007/bf03061455
- Longbottom, S., & Slaughter, V. (2018). Sources of children's knowledge about death and dying. Philosophical transactions of the Royal Society of London. Series B, Biological sciences, 373(1754), 20170267. https://doi.org/10.1098/rstb.2017.0267
- Martel, D., Bussières, J. F., Théorêt, Y., Lebel, D., Kish, S., Moghrabi, A., & Laurier, C. (2005). Use of alternative and complementary therapies in children with cancer. Pediatric blood & cancer, 44(7), 660–668. https://doi.org/10.1002/pbc.20205
- Valdimarsdóttir, U., Kreicbergs, U., Hauksdóttir, A., Hunt, H., Onelöv, E., Henter, J. I., & Steineck, G. (2007). Parents' intellectual and emotional awareness of their child's impending death to cancer: a population-based long-term follow-up study. The Lancet. Oncology, 8(8), 706–714. https://doi.org/10.1016/S1470-2045(07)70209-7
- Verhostadt-Denève, L.G., van Geert, P., & Vyt, A. (2003). Handboek ontwikkelingspsychologie: grondslagen en theorieën. Bohn Stafleu van Loghum.