Kinderen en jongeren kunnen ook na hun behandeling problemen ervaren op verschillende gebieden, zoals:
- Lange termijn effecten, waaronder problemen op school door neuropsychologische beperkingen
- Late gevolgen van de behandeling, zoals hartklachten of hormoonproblemen.
Kinderen en jongeren worden vanaf vijf jaar na diagnose uitgenodigd op de LATER-poli. Hier worden ze gescreend op secundaire tumoren en andere late effecten. De arts kan ook advies geven over leefstijl en gezondheid. Bij kinderen die behandeld zijn voor een hersentumor is het belangrijk om hen neuropsychologisch te monitoren en zo nodig vroegtijdig begeleiding vanuit school of een revalidatiecentrum in te schakelen.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen en jongeren ook jaren na hun behandeling een verminderde kwaliteit van leven kunnen ervaren, vooral door beperkingen in hun fysieke en sociale functioneren. Bij jongvolwassenen vinden ontwikkelingsmijlpalen vaak later plaats dan bij leeftijdsgenoten. Een kleiner percentage heeft een betaalde baan, is getrouwd of samenwonend. Sommige jongeren ervaren stemmingswisselingen en PTSS-klachten.
Toch blijkt dat veel kinderen veerkrachtig zijn. Sommige survivors rapporteren zelfs een betere kwaliteit van leven dan hun leeftijdsgenoten, wat bekend staat als posttraumatische groei of responsverschuiving. De ervaring van een ernstige ziekte kan leiden tot relativering en een veranderend perspectief. Emotionele stoornissen zoals angst en depressie komen in deze groep relatief weinig voor.
Het Prinses Máxima Centrum monitort de gezondheid en het welzijn van survivors via het KLIK-portaal. Dit online platform gebruikt vragenlijsten (Patient Reported Outcomes, PRO’s) om psychosociale problemen op te sporen en te bespreken. Het bespreken van deze gegevens in de klinische praktijk verbetert de signalering van problemen, de communicatie tussen zorgverleners, ouders en patiënt, en de algehele tevredenheid over de zorg.
Kinderen en jongeren die psychologische begeleiding nodig hebben na hun behandeling, krijgen deze meestal bij een psycholoog in de buurt. Het is belangrijk dat deze psychologen op de hoogte zijn van de impact van medische behandelingen en de angst en stress die kinderen en jongeren kunnen ervaren rond recidieven of late effecten. Klachten zoals onzekerheid, somberheid, vermoeidheid, angsten, PTSS-symptomen en cognitieve of sociale problemen komen regelmatig voor. Een adaptieve aanpak, die de krachten van de cliënt benut in combinatie met cognitieve gedragstherapie, is vaak effectief voor deze groep.
Ouders kunnen ook opvoedproblemen ervaren omdat kinderen tijdens de behandeling soms gedrag aanleren dat later moeilijk te veranderen is. Het opnieuw vaststellen van grenzen en verwachtingen kan ingewikkeld zijn, vooral omdat niet altijd duidelijk is wat een gevolg is van de ziekte en wat als ‘normaal’ kindergedrag kan worden beschouwd.
Daarnaast kan het voor ouders moeilijk zijn om hun kind los te laten na alles wat ze hebben meegemaakt, terwijl dit belangrijk is voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind. Veel ouders worstelen met het vinden van de juiste balans tussen zorg en het stimuleren van de autonomie van hun kind. Het bespreken en normaliseren van deze uitdagingen kan ouders helpen in deze overgangsperiode.
Literatuur
- Brown, R. T., Madan‐Swain, A., & Lambert, R. (2003). Posttraumatic stress symptoms in adolescent survivors of childhood cancer and their mothers. Journal of Traumatic Stress, 16(4), 309-318. https://doi.org/10.1023/a:1024465415620
- Grootenhuis, M.A., Aarsen, F., & Van den Bergh, E. (2001). Pscyhologische behandeling bij kinderen met kanker. In S. Duijts, R. Sanderman, M. Schroevers, & T. Vos (Eds.), Psychologische patiëntenzorg in de oncologie (pp. 323-334). Uitgeverij Van Gorcum.
- Grootenhuis, M.A., Maurice-Stam, H., & Van Litsenburg, R.R.L. (2019). Psychosociaal onderzoek in de kinderoncologie. In G.J. Kaspers, N. Dors, W. Luijpers, & Y. Benoit (Eds.), Leerboek kinderoncologie (pp. 465-474). De Tijdstroom.
- Kazak, A. E., & Noll, R. B. (2015). The integration of psychology in pediatric oncology research and practice: Collaboration to improve care and outcomes for children and families. American Psychologist, 70(2), 146-158. https://doi.org/10.1037/a0035695
- Michel, G., Brinkman, T. M., Wakefield, C. E., & Grootenhuis, M. (2020). Psychological outcomes, health- related quality of life, and neurocognitive functioning in survivors of childhood cancer and their parents. Pediatric Clinics of North America, 67(6), 1103-1134. https://doi.org/10.1016/j.pcl.2020.07.005
- Schepers, S. A., Sint Nicolaas, S. M., Haverman, L., Wensing, M., Schouten van Meeteren, A. Y., Veening, M. A., Caron, H. N., Hoogerbrugge, P. M., Kaspers, G. J., Verhaak, C. M., & Grootenhuis, M. A. (2017). Real-world implementation of electronic patient-reported outcomes in outpatient pediatric cancer care. Psycho-Oncology, 26(7), 951-959. https://doi.org/10.1002/pon.4242
- Stam, H., Grootenhuis, M. A., Brons, P. P., Caron, H. N., & Last, B. F. (2006). Health‐related quality of life in children and emotional reactions of parents following completion of cancer treatment. Pediatric Blood and Cancer, 47(3), 312-319. https://doi.org/10.1002/pbc.20661
- Vrijmoet-Wiersma, C. M., van Klink, J. M., Kolk, A. M., Koopman, H. M., Ball, L. M., & Egeler, M. (2008). Assessment of parental psychological stress in pediatric cancer: A review. Journal of Pediatric Psychology, 33(7), 694-706. https://doi.org/10.1093/jpepsy/jsn007