In Nederland wordt jaarlijks bij zo’n 35 kinderen een tumor in de nier gevonden. Het merendeel van deze kinderen heeft een zogenaamd nefroblastoom, ook wel Wilms tumor genoemd. Mede dankzij internationale samenwerking en onderzoek is er al veel vooruitgang geboekt en genezen 9 van de 10 kinderen. Prof. dr. Marry van den Heuvel-Eibrink, kinderoncoloog en onderzoeksgroepsleider in het Prinses Máxima Centrum: ‘De uitdagingen liggen in de 10% van de kinderen met een Wilms tumor die we niet beter maken én in de zeldzamere vormen die helaas nog minder goed te behandelen zijn, doordat deze bijvoorbeeld minder of zelfs helemaal niet gevoelig zijn voor chemotherapie. Daarnaast is een grote uitdaging de kwaliteit van overleving met minder bijwerkingen voor de meeste kinderen mogelijk te maken. Onderzoek blijft dan ook erg belangrijk om uiteindelijk alle kinderen met een niertumor te kunnen genezen, met daarbij beperkte lange termijn schade.’
Betere diagnostiek en behandeling voor álle tumorvormen
Van den Heuvel-Eibrink werkte aan een eerste vijf-jaren evaluatie die eerder dit jaar is gepubliceerd in PLOS One. De onderzoekers vergeleken de cijfers van het Máxima met die uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De NKR verzamelt informatie over bijvoorbeeld het soort tumor en het resultaat van de behandeling. ‘Een belangrijk verschil tussen onze cijfers en die van de NKR is dat we in het Máxima ieder jaar bij tien extra kinderen een niertumor registreren. Dit komt doordat we ook de zeldzame niertumor vormen registreren. We verzamelen van al deze kinderen informatie. Daardoor kunnen we nu ook voor de zeldzame vormen betere diagnostische technieken en behandelingen inzetten én ontwikkelen,‘ aldus van den Heuvel-Eibrink.
In het Máxima worden kinderen behandeld door een team dat bestaat uit artsen met verschillende specialisaties, ook wel een multidisciplinair expertiseteam genoemd. ‘Kinderen met een niertumor blijken hier veel voordeel van te hebben.’ Samen met dr. Jarno Drost, onderzoeksgroepsleider bij het Máxima en een van de mede-auteurs van de studie, coördineert van den Heuvel-Eibrink een themagroep gericht op kinderen met nierkanker waarin artsen en onderzoekers samenwerken. Zij begeleidden de totstandkoming van de publicatie en de analyses die hiervoor de basis vormen.
Data vanuit de Biobank
Wanneer bij een kind een tumor is vastgesteld, wordt in de meeste gevallen zowel tumor- als gezond weefsel en bloed afgenomen. Dit wordt, na toestemming, opgeslagen voor de internationale biobank (SIOP-RTSG) en in de Biobank van het Máxima. Doordat zulk materiaal vanaf 2015 op één plek wordt verzameld, hebben onderzoekers die deelnemen aan bepaalde projecten, uit binnen- en buitenland, toegang tot biologisch onderzoeksmateriaal en informatie van de hele groep kinderen met niertumoren vanaf 2015. De onderzoeksgroep van Drost kweekt met behulp van dit materiaal organoïden, oftewel mini-tumoren. ‘Met deze organoïden onderzoeken we de zogenaamde ontstaans-cel van de tumor, maar ook waarom een bepaalde kankervorm zo snel groeit. Ook kunnen medicijnen worden uitgetest op deze mini-tumoren en zelfs nieuwe medicijnen, gericht tegen de specifieke kanker cel, worden ontdekt en ontwikkeld,’ vertelt Drost.
’Ons team was zeven jaar geleden zeer actief betrokken bij de oprichting van het Máxima. De integratie van zorg en research maakt dat nieuwe ontwikkelingen vanuit het onderzoek sneller kunnen worden toegepast. Het is heel erg mooi om met dit onderzoek het veld verder te brengen en onze ervaringen uit de dagelijkse praktijk en het onderzoek met andere kinderkankercentra in de rest van de wereld te kunnen delen,’ sluit van den Heuvel-Eibrink af.