Dit artikel is onderdeel van de maand van kinderkanker.
Dosis verlagen
Prof. dr. Alwin Huitema is ziekenhuisapotheker en leidt een onderzoeksgroep in het Prinses Máxima Centrum die zich richt op farmacologie, de studie van geneesmiddelen, bij kinderkanker. Hij vertelt: ‘Ongeveer driekwart van de kinderen met kanker geneest. Maar door de zware behandelingen is er ook sprake van effecten op de lange termijn. Om die te verminderen moet je de behandeling minder zwaar maken. Maar dat is heel ingewikkeld, want je wilt natuurlijk niet inleveren op de effectiviteit.’
In het verleden is al veel vooruitgang geboekt op het gebied van late effecten, met name door het vervangen van zeer toxische middelen door medicijnen met een lagere toxiciteit. Maar Alwin Huitema denkt dat er ook mogelijkheden liggen in het verlagen van de doseringen. ‘Veel chemotherapieën die kinderen vandaag de dag krijgen bestaan al zo’n 70 jaar,’ vertelt hij. ‘De dosering is in al die tijd bepaald op basis van ervaring uit de klinische praktijk. Met ons onderzoek kijken we naar de precieze werking van een medicijn, ingezoomd tot het niveau van de cel en het DNA. Daarmee leggen we de basis voor minder intensieve therapie, en dus betere kwaliteit van leven.’
Vincristine
Een lagere dosering van chemotherapie is niet het enige antwoord. Door beter te begrijpen hoe een medicijn zich in het lichaam gedraagt wordt soms juist duidelijk dat een hogere dosering niet zo schadelijk is als gedacht. Laura Nijstad, promovenda in de Huitema groep, zette een studie op naar vincristine, een middel waar veel kinderen met kanker mee behandeld worden. In volwassenen is een maximale dosis bepaald waarboven ernstige schade aan de zenuwen kan optreden.
‘Bij kinderen ouder dan 12 is de dosering van vincristine niet heel anders dan bij volwassenen,’ vertelt Huitema. ‘Het hete hangijzer is bij de jongere kinderen. Bij hen is het lastiger om de dosering te bepalen op basis van de lichaamsgrootte, en zijn de organen nog niet volgroeid.’ In het langlopende onderzoek kijkt de Huitema groep naar de zogenaamde farmacokinetiek – de manier waarop vincristine zich door het lichaam beweegt – in baby’s.
Vincristine werkt door zich te binden aan tubuline, een molecuul in alle cellen die zich vermenigvuldigen. Kinderen hebben veel meer delende cellen omdat ze in de groei zijn. Dit betekent dat vincristine veel meer aan tubuline buiten de tumor bindt. Mogelijk bindt het medicijn dus minder binnen de tumor, maar ook minder aan cellen die verantwoordelijk zijn voor de bijwerkingen. Huitema: ‘Dat geeft ons een biologische verklaring voor het feit dat kinderen een hogere dosis kunnen verdragen. Ons onderzoek wijst erop dat we iets minder voorzichtig hoeven zijn bij de hele jonge kinderen.’
Nieuwe inzichten
In de jaren ’50 van de vorige eeuw was een kankerdiagnose bij kinderen nog een doodsvonnis. De sterk verbeterde overleving is voor een groot deel te danken aan chemotherapie. Huitema: ‘Van veel ‘oude’ chemotherapieën die we nog steeds gebruiken hebben we nog te weinig data over hoe ze zich in kinderen, en vooral de hele jonge, gedragen. We hebben nu veel meer wetenschappelijke technieken tot onze beschikking, en ontdekken hele nieuwe dingen over deze gevestigde medicijnen. Als je begrijpt waaróm de werking van medicijnen bij kinderen verschilt, heb je de basis om hun behandeling verder te verbeteren.’